19 mrt Voorgenomen wijziging compensatieregeling transitievergoeding bij beëindiging slapende dienstverbanden
De wettelijke compensatieregeling voor een transitievergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst na langdurige arbeidsongeschiktheid (Compensatieregeling LAO) werkt als smeermiddel bij een beëindiging van slapende dienstverbanden. Een werkgever handelt in beginsel niet als goed werkgever indien hij niet meewerkt aan beëindiging, enkel en alleen om de transitievergoeding waarop een werknemer die langer dan twee ziek was (en die geen vooruitzicht heeft op verbetering op de korte termijn) niet te hoeven betalen (HR Xella). De werkgever wordt immers op grond van de bestaande wettelijke regeling gecompenseerd en de facto wordt de transitievergoeding betaald door het UWV (overigens uit een financiële pot die is gecreëerd omdat de WW-premie voor werkgevers omhoog is gegaan; m.a.w. de kosten worden door werkgevers collectief gedragen).
Nadat alle commotie over en rond de slapende dienstverbanden min of meer is verstomd en de ontslagpraktijk zijn weg heeft gevonden, is nu wetgeving in de maak die de compensatieregeling alleen wil beperken tot “kleine werkgevers”. Voor de definitie van “kleine werkgever” wordt aansluiting gezocht bij de criteria die in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en het Besluit Wfsv worden gehanteerd. In de systematiek van de Wfsv worden werkgevers onderscheiden in twee categorieën: 1) kleine werkgevers (loonsom t/m 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer per kalenderjaar) en 2) middelgrote en grote werkgevers (loonsom meer dan 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer per kalenderjaar). De indeling naar grootte wordt ieder jaar gemaakt op basis van de loonsom gegevens van twee kalenderjaren eerder. De kleine werkgever ontvangt jaarlijks een mededeling dat hij kwalificeert als “klein”. Gezien de peildatum van deze kwalificatie kan een kleine werkgever op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een slapende dienstverbanden, “groot” zijn op basis van financiële gegevens twee jaar daarvoor (en dan geen compensatie krijgen). Maar andersom kan het dus voorkomen dat een grote werkgever, op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een slapende dienstverbanden, “klein” kan zijn en dan wel in aanmerking komen voor compensatie van de transitievergoeding. Of dit een ongewenst effect van de voorgestelde regeling is en of (indien ongewenst) dit wordt gecorrigeerd, is op dit moment nog onduidelijk.
Het wetsvoorstel ziet op wijziging van artikel 7: 673 e BW. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2026. Op dit moment is de internetconsultatie opengesteld en kan een ieder “erop schieten”. In de reacties is geen waardering voor de voorgenomen wetswijziging te ontdekken. Dit is niet verbazingwekkend. Vooral het argument dat de wijziging nodig is om de financiële druk van de overheid te ontlasten, oogt oneigenlijk. De financiële middelen worden immers opgebracht via de verhoogde WW-premie. Nog afgezien van nieuw te vormen rechtspraak over de vraag of een werkgever, die geen compensatie krijgt voor de uit te betalen transitievergoeding, nog wel verplicht is om mee te werken aan een beëindiging van een slapend dienstverband. HR Xella krijgt, zo het zich laat aanzien, nog wel een vervolg.
Hoe dit ook zij: de ballon is opgelaten…. Nu gaan wij volgen waar die landt.
Spring Advocaten
Februari 2025