Hoe staat het met de Wet DBA?

Al eerder hebben wij u kunnen melden dat de handhaving door de Belastingdienst van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) was opgeschort tot 1 januari 2020. Handhaving jegens “kwaadwilligen” is niet opgeschort. Wij gaan er maar vanuit dat onder kwaadwilligen niet wordt gerekend de “ik-ben-volstrekt-de-weg-kwijt”-ondernemers.

Ondertussen is het Kabinet ijverig bezig wetgeving te creëren ter vervanging van de Wet DBA. In zijn tweede voortgangsbrief d.d. 26 november 2018 heeft Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang (lees: de problemen) van de nieuwe wetgeving.

De Minister meldt dat een nieuwe Wet DBA nodig is omdat:

(..) veel zelfstandigen en hun opdrachtgevers de huidige regelgeving onduidelijk of onnodig ingewikkeld vinden.

U zou dus kunnen denken: de nieuwe wetgeving wordt een stuk eenvoudiger en begrijpelijker.
Dat zou mooi zijn, echter over de nieuwe wet schrijft de Minister in dezelfde voortgangsbrief:

Deze wetgeving is technisch en juridisch uiterst complex.

Heel eenvoudig zal het dus niet echt worden.

Waar gaat het naartoe?

  1. WEBMODULE: het is de bedoeling dat via een Webmodule opdrachtgevers een “opdrachtsverklaring” kunnen verkrijgen, waardoor helderheid en zekerheid wordt geschapen over de kwalificatie van de arbeidsrelatie; de bedoeling is dat de (technische) uitwerking van de Webmodule eind 2019 gereed is;noot: “zekerheid” biedt alleen zekerheid indien de vragen door de opdrachtgever juist zijn beantwoord en partijen zich in de praktijk exact aan de beantwoorde werkelijkheid houden; wij willen niet sceptisch zijn, maar dit lijkt ook weer op schijnzekerheid.
  2. Verduidelijking gezagscriterium: het “gezagscriterium” dient op korte termijn te worden verduidelijkt; het streven is dat 1 januari 2019 deze verduidelijking in het Handboek loonheffingen van de Belastingdienst is opgenomen;noot: in de praktijk sluit het begrip arbeidsovereenkomst in de zin van de fiscale wetgeving niet volledig aan bij het civiele begrip (artikel 7:610 BW); de verduidelijking waarover de Minister spreekt is belastingtechnisch relevant, doch niet wordt vermeld dat het aldus verduidelijkte gezagscriterium op gelijke wijze wordt toegepast voor de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW; op dit punt blijft mogelijk discrepantie bestaan.
  3. ALT: in de nieuwe wetgeving wil het Kabinet de kwalijke gevolgen van “schijnzelfstandigheid” tegen gaan door bescherming te bieden aan zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt die onder een bepaald tarief werken (Arbeidsovereenkomst bij Laag Tarief ALT);noot: overleg met de Europese Commissie is nodig omdat de voorlopige juridische conclusie is dat de plannen van de Minister inzake ALT, (mogelijk) strijdig is met EU-recht (vrijheid van vestiging artikel 49 VWEU en vrijheid van dienstverrichting artikel 56 VWEU).
  4. OPT-OUT: voor de bovenkant van de arbeidsmarkt wordt beoogd zekerheid te creëren door de Opt-out-regeling. Zelfstandigen die werken tegen een hoog uurtarief (vaak hoog opgeleid) kunnen dan bewust ervoor kiezen buiten de loonheffing en premies werknemersverzekeringen te blijven;noot: het idee hierachter is dat indien achteraf blijkt dat toch sprake is van een arbeidsovereenkomst (en dus van “schijnzelfstandigheid”), de opdrachtnemer/werknemer achteraf geen recht op de werknemersverzekeringen heeft en er sprake is van een “verlicht arbeidsrechtelijk” regime.

De Minister merkt in zijn voortgangsbrief nog op, dat de beoogde nieuwe wetgeving niet op zichzelf staat, doch in combinatie met de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB), en de maatregelen inzake loondoorbetaling bij ziekte, de thans gevoelde knelpunten in de arbeidsmarkt dient aan te pakken.

Wij zijn dus in afwachting van een pakket nieuwe maatregelen.

Wordt vervolgd!

Spring Advocaten
december 2018